badbroek

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  badbroek    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bad·broek

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bad  en  broek 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	badbroek	badbroeken
verkleinwoord	badbroekje	badbroekjes

Zelfstandig naamwoord

de badbroek v / m

1. (sport) (kleding) broekje om mee te zwemmen

   • De stoere jongens droegen lange zwembroeken. 

Synoniemen

1. zwembroek, zwemshort, zwemslip, bermuda

Gangbaarheid

• Het woord badbroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.