båtkjøper

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈboːtçøːpəɾ /

Woordafbreking

• båt·kjø·per

Woordherkomst en -opbouw

Samenstelling van  båt zn "boot"  en  kjøper zn "koper"  met het achtervoegsel -er

Naar frequentie	zeldzaam

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	båtkjøper	båtkjøperen	båtkjøpere	båtkjøperne
genitief	båtkjøpers	båtkjøperens	båtkjøperes	båtkjøpernes

Zelfstandig naamwoord

båtkjøper, m

1. (handel) bootkoper

   «En båtkjøper krevde et prisavslag på 130.355 kroner.»

   Een bootkoper eiste een prijsverlaging van 130.355 (Noorse) kronen.

Hyperoniemen

•  båt zn 
•  handel zn 

Opmerkingen

• Nynorsk:  båtkjøpar zn