autoseksualiteit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·sek·su·a·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van seksualiteit met het voorvoegsel auto-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autoseksualiteit | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de autoseksualiteit v
- (seksualiteit) een seksuele voorkeur voor masturbatie (zelfbevrediging) boven seks met een partner
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord 'autoseksualiteit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.