argeloosheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·ge·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | argeloosheid | argeloosheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de argeloosheid v
- het argeloos zijn, (de onschuld of eenvoud van iemand, die aan geen kwaad denkt, niets kwaads vermoedt)
Gangbaarheid
- Het woord argeloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.