arbeidstijd

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  arbeidstijd    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ar·beids·tijd

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  arbeid zn  en  tijd zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	arbeidstijd	arbeidstijden
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de arbeidstijd m

1. tijd gedurende welke men werkt

   • In de arbeidstijd wordt geen onderscheid gemaakt tussen gewoon werk en overwerk. 

Synoniemen

• werktijd

Afgeleide begrippen

• arbeidstijdenwet, arbeidstijdverkorting, arbeidstijdverlenging

Vertalingen

    1.   

Engels: labour time (en)

Spaans: jornada laboral (es) v

Gangbaarheid

• Het woord arbeidstijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.