aprillen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- april·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aprillen |
aprilde |
geaprild |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aprillen [1]
- iemand op 1 april voor de gek houden
Zelfstandig naamwoord
de aprillen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord april
Gangbaarheid
- Het woord aprillen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.