antiquaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- an·ti·quaar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘handelaar in oude boeken’ voor het eerst aangetroffen in 1870 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antiquaar | antiquaars antiquaren |
verkleinwoord | antiquaartje | antiquaartjes |
Zelfstandig naamwoord
de antiquaar m
- (beroep) handelaar in oude boeken, handschriften, prenten en kaarten
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord antiquaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antiquaar" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "antiquaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ antiquaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be