allooi
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- al·looi
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘innerlijk gehalte’ voor het eerst aangetroffen in 1360 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | allooi | allooien |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het allooi o
- (verouderd) vaste oplossing van metalen
- Elektrum is een allooi van zilver en goud.
- (hoog) gehalte aan bijvoorbeeld goud, samenstelling, waarde, vaak overdrachtelijk
- Dit is dichtkunst van allooi.
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- Lieden van laag allooi.
Mensen met een twijfelachtige reputatie, geboefte, uitschot, misdadigers
Gangbaarheid
- Het woord allooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "allooi" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "allooi" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ allooi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be