alcoholiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·co·ho·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
alcoholiseren

alcoholiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alcoholiseren
    • Ik alcoholiseer. 
  2. gebiedende wijs van alcoholiseren
    • Alcoholiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alcoholiseren
    • Alcoholiseer je?