agronomie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- agro·no·mie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | agronomie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de agronomie v
- (landbouw) (wetenschap) studie van de landbouw
- Ik studeer momenteel agronomie.
- ▸ Internationaal wordt in de agronomie vanuit duurzaamheidsoogpunt gestuurd op de 4xR strategie: de juiste plaats, het juiste tijdstip, de juiste meststof en de juiste dosering.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de landbouwkunde
Gangbaarheid
- Het woord agronomie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "agronomie" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ agronomie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Report 1695.N.17 Mestbewerking en Waterkwaliteit” (2019)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel agro- in het Nederlands
- Achtervoegsel -nomie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Wetenschap in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 68 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %