aftroggelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·trog·ge·laar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aftroggelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aftroggelaar | aftroggelaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die op slinkse wijze geld of goederen van een ander probeert te krijgen
Synoniemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van aftroggelaarster
Gangbaarheid
- Het woord aftroggelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.