afspiegelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afspiegelen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·spie·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en spiegelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afspiegelen |
spiegelde af |
afgespiegeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afspiegelen [1]
- overgankelijk doen voorkomen
- wederkerend zich ~: weerkaatst worden
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afspiegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afspiegelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %