afschrijver
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afschrijver (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·schrij·ver
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van Naamwoord van handeling afschrijven met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afschrijver | afschrijvers |
verkleinwoord | afschrijvertje | afschrijvertjes |
Zelfstandig naamwoord
de afschrijver m
- (beroep) iemand die documenten overschrijft
- iemand die aantekeningen op een werkstuk maakt waar men moet zagen of boren
Synoniemen
- [1] kopieerder, kopiist, overschrijver
- [2] crasseur, krasseur
Gangbaarheid
- Het woord afschrijver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.