afpeiling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·pei·ling
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling afpeilen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afpeiling | afpeilingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afpeiling v
- het meten van de hoeveelheid vloeistof (of andere zaken)
Gangbaarheid
- Het woord 'afpeiling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afpeiling" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be