adjudiceren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  adjudiceren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ad·ju·di·ce·ren

Woordherkomst en -opbouw

• uit het Latijn

Werkwoord

adjudiceren

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
adjudiceren	adjudiceerde	geadjudiceerd
zwak -d	volledig

1. toewijzen door een rechter

Synoniemen

• verlenen, toebedelen, schenken, toekennen, gunning

Afgeleide begrippen

• adjudicatie

Gangbaarheid

• Het woord 'adjudiceren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adjudiceren" herkend door:

54 %	van de Nederlanders;
56 %	van de Vlamingen.