aankijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·kijk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankijken |
aankijk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankijken
- ... dat ik aankijk.
- ▸ Ze weten dat ik ze aankijk.[1]
Gangbaarheid
- Het woord aankijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.