Saksisch

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Saksisch    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈsɑksis / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• Sak·sisch

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van Saksen met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	Saksisch	Saksischer
verbogen	Saksische	Saksischere
partitief	Saksisch	Saksischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

Saksisch

1. (demoniem) op Saksen betrekking hebbend

Verwante begrippen

Demoniemen bij Saksen in het Nederlands
inwoner: Saks, Sakser • inwoonster: Saksische • bijvoeglijk: Saksisch

Hyponiemen

• Hoogsaksisch, Nedersaksisch, Oudsaksisch

Afgeleide begrippen

• Saksische genitief
• Saksische leverworst

Vertalingen

    1.   

Engels: saxon (en)

Spaans: sajón (es)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord Saksisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.