Olympisch

Nederlands

Niet te verwarren met: olympisch

Uitspraak

• Geluid:  Olympisch    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• Olym·pisch

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van Olympus met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	Olympisch	Olympischer
verbogen	Olympische	Olympischere
partitief	Olympisch	Olympischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

Olympisch

1. van Olympia
2. als van de goden op de Olympus

Hyponiemen

• naolympisch, niet-olympisch, postolympisch, preolympisch

Afgeleide begrippen

• Olympische Spelen, Olympische Winterspelen, olympisch comité, olympisch kampioen, olympisch stadion

Uitdrukkingen en gezegden

• het olympisch vuur

de vlam van de olympische spelen

Vertalingen

    1.   

Arabisch: أولمبي (ar) Duits: olympisch (de) Engels: Olympic (en) Frans: olympique (fr) Grieks: ολύμπιος (el) Hongaars: olümposzi (hu), olümpiai (hu) Italiaans: olimpico (it) Koreaans: 올림픽 (ko)

Latijn: Olympicus (la), Olympius (la), Olympiacus (la) Oudgrieks: ὀλύμπιος, ὀλυμπικός, ὀλυμπιακός Portugees: olímpico (pt) Russisch: олимпийский (ru) Spaans: olímpico (es) Turks: olimpiyat (tr) Zweeds: olympisk (sv)

Gangbaarheid

• Het woord Olympisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.