LEGO
Niet te verwarren met: lego |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- LE·GO
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | LEGO | - |
verkleinwoord | - | - |
Eigennaam
LEGO
- (speelgoed) kleine, gekleurde, plastic blokjes, die aan elkaar verbonden kunnen worden om te bouwen
- (bedrijf) fabrikant van bepaald constructiespeelgoed
- ▸ Ook na de coronapandemie heeft speelgoedmaker LEGO weer voor miljarden euro's aan blokjes weten te verkopen.[1]
Schrijfwijzen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'LEGO' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “LEGO bouwt na pandemie miljardenwinst op met succesvolle Harry Potter-sets” (7 maart 2023) op nu.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Eigennaam in het Nederlands
- Speelgoed in het Nederlands
- Bedrijf in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal