56-jarig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  56-jarig    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈzɛsənˌfɛiftəxˌjarəx / (6 lettergrepen)

Woordafbreking

• 56-ja·rig

Woordherkomst en -opbouw

• samenstellende afleiding van 56 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig

	stellend
onverbogen	56-jarig
verbogen	56-jarige
partitief	56-jarigs

Bijvoeglijk naamwoord

56-jarig

1. 56 jaren durend

   • Gedurende dit 56-jarig tijdperk heerste er vrede. 

2. met de leeftijd van 56 jaar

   • Bij de brand viel helaas een 56-jarig slachtoffer. 

Schrijfwijzen

• zesenvijftigjarig

Afgeleide begrippen

•  56-jarige zn 

Gangbaarheid

• Het woord '56-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.