*braudą
Germaans
Woordherkomst en -opbouw
- Waarschijnlijk afkomstig uit het Proto-Indo-Europees Proto-Indo-Europees
Zelfstandig naamwoord
*braudą, o
Overerving en ontlening
- Angelsaksisch: brēad
- Middelengels: bred, breed
- Schots: breid
- Engels: bread
- Fijisch Hindoestani: bareed
- Oudfries: brād
- Noord-Fries: brûad
- Saterfries: Brood
- Fries: brea
- Oudsaksisch: brōd
- Middelnederduits: brōd, brōt
- Nedersaksisch: Broot
- Plautdietsch: Broot
- Oudnederlands: brōt
- Middelnederlands: broot
- Nederlands: brood
- Afrikaans: brood
- Oudhoogduits: brōt
- Middelhoogduits: brōt
- Cimbrisch: pròat
- Duits: Brot
- Riograndenser Hunsrückisch: Brod, proot
- Luxemburgs: Brout
- Wymysoojs: brūt
- Jiddisch: ברויט (broyt)
- Oudnoords: brauð
- IJslands: brauð
- Faeröers: breyð
- Noors: brød
- Nynorsk: braud
- Oudnoords (Oudzweeds): brø̄þ
- Zweeds: bröd
- Elfdaals: bröð, broð
- Oudnoords (Ouddeens): brøth
- Deens: brød
- Gotisch: *𐌱𐍂𐌰𐌿𐌸 (*brauþ)
- Gotisch (Krim-Gotisch): broe
- Catalaans: broa
- Galicisch-Portugees: borõa
- Portugees: broa
- Galicisch: broa
Verwijzingen
- Reconstruction:Proto-Germanic/braudą (geraadpleegd 2018-08-19)