skåre

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / skoːɾə /

Woordafbreking

• skå·re

Naar frequentie	69699

vervoeging
onbepaalde wijs	skåre
tegenwoordige tijd	skårer
verleden tijd	skåra skåret
voltooid deelwoord	skåra skåret
onvoltooid deelwoord	skårende
lijdende vorm	skåres
gebiedende wijs	skår
vervoegingsklasse	Klasse 1 zwak
opmerking

Werkwoord

skåre

1. overgankelijk (bij het balspel) een doelpunt maken, doelpunten, inschieten, scoren
2. overgankelijk (in een wedstrijd) punten halen

Schrijfwijzen

• [2]: score

Synoniemen

• [2]: øse inn

Werkwoord

skåre

1. overgankelijk hakken, kappen
2. overgankelijk (van koe of geit)) een nieuwe ring op de hoorns krijgen (wanneer het weer een jaar heeft gevuld)
3. overgankelijk, (figuurlijk) alleen in de uitdrukking: skåre på hornene

Afgeleide begrippen

• [1]: skåre ned
• [1]: skåre på

Uitdrukkingen en gezegden

• [3]: skåre på hornene

op leeftijd komen

Zelfstandig naamwoord

skåre

1. verouderde spelling of vorm van skår tot 2005

(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van Noors|skåre, m

Nynorsk

Zelfstandig naamwoord

skåre

1. verouderde spelling of vorm van skår tot 2005

(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van Nynorsk|skåre, m