rent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rent

Werkwoord

vervoeging van
rennen

rent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rennen
    • Jij rent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rennen
    • Hij rent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rennen
    • Rent! 
vervoeging van
renten

rent

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van renten
  2. gebiedende wijs van renten


Deens

Woordafbreking
  • rent

Bijvoeglijk naamwoord

rent, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van ren


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
rent rents

Zelfstandig naamwoord

rent

  1. (economie) huur (v. voorwerpen, zaken), pacht
  2. (financieel) huurbedrag
  3. (economie), (landbouw) opbrengst v. landbouwgrond
  4. barst, scheur, spleet
vervoeging
onbepaalde wijs to  rent 
he/she/it  rents 
verleden tijd  rented 
voltooid
deelwoord
 rented 
onvoltooid
deelwoord
 renting 
gebiedende wijs  rent 

Werkwoord

rent

  1. overgankelijk, (economie) huren, pachten
  2. overgankelijk, (economie) verhuren
  3. onovergankelijk verhuurd worden


Noors

Woordafbreking
  • rent
Naar frequentie 1324

Bijvoeglijk naamwoord

rent, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van ren
Schrijfwijzen

Werkwoord

rent

  1. voltooid deelwoord van renne
Afgeleide begrippen
  • rent bort