middelerwijl

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mid·de·ler·wijl
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

middelerwijl

  1. in de tussentijd
     Op zijn knieën lag een blaasbalg, waarmee hij blijkbaar had getracht het smeulende vuur tot een hellere gloed aan te wakkeren, maar hij was middelerwijl in diep gepeins verzonken Beraakt en zat, de ellebogen op de blaasbalg geleund, de kin op de duimen rustend, met starre, afwezige blik naar de roestige stangen te staren.[3]
     Middelerwijl had de waard het geëiste bier gebracht, en de Deken der beenhouwers dronk meermalen zonder op de Fransen te letten.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen