lidmaatschapsgeld

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lid·maat·schaps·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lidmaatschapsgeld lidmaatschapsgelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het lidmaatschapsgeldo

  1. geld dat een vereniging ontvangt van de leden
     Het nieuwe initiatief zet zich nadrukkelijk af tegen 'de waan van de dag'; het dagelijkse nieuws dat op het web en op de smartphone gratis beschikbaar is. De Correspondent belooft de leden in ruil voor hun lidmaatschapsgeld 'dieperliggende structuren en ontwikkelingen achter het nieuws in beeld te brengen'.[1]
     De sportschool is dicht en biedt online lessen aan. Hij heeft het lidmaatschapsgeld voor deze maand wel geïncasseerd, maar leden hebben nog de optie om dat terug te vragen. Zijn omzet kan dus nog tegenvallen ten opzichte van bovenstaande cijfers. Hij heeft wel het geluk dat hij ook andere, meer vaste inkomsten heeft, zoals buurtsportcoaching in opdracht van gemeenten.[2]
  2. geld dat leden moeten betalen aan een vereniging om er lid van de zijn
     "Alleen al een motor is zo'n 60.000 à 70.000 euro", vertelt Bas. "Ook aan het lidmaatschapsgeld ben je tienduizenden euro's per jaar kwijt. Eigenlijk moet je wel crimineel actief worden om dat te kunnen betalen."[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2024 Weblink bron “15.000 leden binnen voor de Correspondent” (Dinsdag 26 maart 2013, 22:23), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2024 Weblink bron
    Leen Kraniotis
    “Deze ondernemers laten zien wat hun lockdown-uitgaven en -inkomsten zijn” (Zondag 24 januari 2021, 12:00), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2024 Weblink bron “'Je moet bijna crimineel zijn om een motorclub te kunnen betalen'” (Woensdag 27 mei 2015, 22:21), NOS