ingemeen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ge·meen
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ingemeen
verbogen ingemene
partitief ingemeens

Bijvoeglijk naamwoord

ingemeen

  1. erg grof, heel onaangenaam
    • Ze noemen het in hoge mate: ‘weerzinwekkend, goor, ingemeen, vies, een stuk slechts genoegen gevend aan die personen, welke tuk zijn op en zich verlustigen in zulke vuiligheden’. [1]
Opmerkingen

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingemeen.

Hyponiemen

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen