duld
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- duld
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dulden |
duld
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dulden
- Ik duld.
- gebiedende wijs van dulden
- Duld!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dulden
- Duld je?
Nynorsk
Bijvoeglijk naamwoord
duld