briefkaart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Briefkaart 1871
Uitspraak
Woordafbreking
  • brief·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord briefkaart briefkaarten
verkleinwoord briefkaartje briefkaartjes

Zelfstandig naamwoord

de briefkaartv / m

  1. een korte brief in de vorm van een kaart meestal met voorgedrukte postzegel
    • Mijn oma zond me vaak zomaar een briefkaart. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be