bejaardenhuis

Uit WikiWoordenboek
Op bezoek in een bejaardenhuis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·jaar·den·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bejaardenhuis bejaardenhuizen
verkleinwoord bejaardenhuisje bejaardenhuisjes

Zelfstandig naamwoord

het bejaardenhuiso

  1. verzorgingshuis, bejaardentehuis, bejaardenhome, rusthuis, rustoord of woonzorgcentrum.
    • Steeds minder mensen gaan naar een bejaardenhuis. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be