achterdochtig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ach·ter·doch·tig
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van achterdocht met het achtervoegsel -ig [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | achterdochtig | achterdochtiger | achterdochtigst |
verbogen | achterdochtige | achterdochtigere | achterdochtigste |
partitief | achterdochtigs | achterdochtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
achterdochtig
- geneigd verdenking te koesteren
- Hij is de achterdochtigste kerel die ik ken.
- Iemand die ziekelijk achterdochtig is noemen we paranoïde.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord achterdochtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achterdochtig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ achterdochtig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be