aanvoelden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanvoelden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱvuldə(n) / (3 lettergrepen)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈanvuɫdə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈanvuldə(n)/
Woordafbreking
- aan·voel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanvoelen |
aanvoelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanvoelen
- ...dat wij aanvoelden.
- ...dat jullie aanvoelden.
- ...dat zij aanvoelden.
- ...dat wij aanvoelden.
- ▸ Hij knipperde een paar maal met zijn ogen, waarna zijn oogleden een stuk minder zwaar aanvoelden. De overdadige lunch eiste zijn tol.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'aanvoelden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.