aanhouder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanhouder aanhouders
verkleinwoord aanhoudertje aanhoudertjes

Zelfstandig naamwoord

de aanhouderm

  1. (juridisch) iemand (m.n. een politieagent) die iemand anders aanhoudt, die een aanhouding verricht
  2. (persoon) iemand die vasthoudend is, niet snel opgeeft, een volhouder
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Spreekwoorden

[2] "iemand die vasthoudend is, niet snel opgeeft, een volhouder"

  • De aanhouder wint
Wie lang genoeg volhoudt, krijgt uiteindelijk zijn zin

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen