termijn

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  termijn    (hulp, bestand)
• IPA: /tɛrˈmɛin/

Woordafbreking

• ter·mijn

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tijdruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1226

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	termijn	termijnen
verkleinwoord	termijntje	termijntjes

Zelfstandig naamwoord

de termijn m

1. een vast tijdstip waarop iets gaat gebeuren of iets gebeurd moet zijn

   • Daar is een termijn voor gesteld. 

2. een begrensde tijdruimte waarin iets moet gebeuren

   • Je hebt een termijn van 11 uur. 

   ▸ Maandag waarschuwde het CBL al dat deze blokkade op langere termijn ook invloed kan hebben op de boodschappen als de leveringen helemaal stilgelegd moeten worden. Ook onder andere de bezorgdienst Picnic en flitsbezorgers als Gorillas ondervinden hinder van de boerenprotesten.

3. een gedeelte van de schuld dat binnen een vaste periode betaald moet worden

   • Wij doen helaas niet aan afbetaling in termijnen. 

Hyponiemen

   

aanmeldingstermijn aanpassingstermijn aanstellingstermijn aanvraagtermijn afbetalingstermijn afhandelingstermijn afleveringstermijn aflossingstermijn afschrijvingstermijn ambtstermijn beantwoordingstermijn bedenktermijn behandelingstermijn benoemingstermijn beroepstermijn beslistermijn bestuurstermijn betaaltermijn betalingstermijn bewaartermijn bezwaartermijn contractstermijn contracttermijn eindtermijn garantietermijn gestanddoeningstermijn goedkeuringstermijn graftermijn herlevingstermijn huurtermijn indieningstermijn inschrijftermijn inschrijvingstermijn inspraaktermijn invoeringstermijn inzagetermijn inzendtermijn jaartermijn korte termijn krediettermijn lange termijn langetermijnbeleid leveringstermijn levertermijn maandtermijn maximumtermijn onderhoudstermijn opzeggingstermijn opzegtermijn overgangstermijn pachttermijn reactietermijn regeertermijn regeringstermijn retourtermijn risicotermijn ruiltermijn slottermijn sluitingstermijn terinzagetermijn tienjaarstermijn transfertermijn uitleentermijn uitlooptermijn uitzendtermijn verjaringstermijn vervaltermijn verzorgingstermijn zichttermijn zittingstermijn zoektermijn

Afgeleide begrippen

   

termijnaffaire termijnbedrag termijnbeleid termijnbetaling termijnbeurs termijncontract termijndeposito termijndoel termijndoelstelling termijneffect termijnenwet termijngebonden termijngoed termijnhandel termijnhandelaar termijnkrediet termijnlevering termijnmarkt termijnoverschrijding termijnperspectief termijnplanning termijnprijs termijnrekening termijnschuld termijnstrategie termijnsverlenging termijntransactie termijnverlenging termijnvisie

Uitdrukkingen en gezegden

• op korte termijn

• op termijn

Vertalingen

    1. een vast tijdstip waarop iets gaat gebeuren of iets gebeurd moet zijn   

Duits: Termin (de) m, Frist (de) v Engels: term (en)

Frans: délai (fr) m Spaans: término (es) m, plazo (es) m, plazo de tiempo (es) m

    op korte termijn   

Duits: kurzfristig (de)

    op termijn   

Duits: auf Termin, bald (de)

Gangbaarheid

• Het woord termijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "termijn" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.