aanbod

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·bod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbod (aanbiedingen)
verkleinwoord (aanbiedinkje) (aanbiedinkjes)

Zelfstandig naamwoord

het aanbodo

  1. een aanbieding
    • Een aanbod van een bepaalde dienst. 
     Maar wij kunnen echt niet op jullie aanbod ingaan, hoe lullig ik het ook vind.[2]
  2. (economie) het voorradig zijn
    • Het aanbod aan koopwoningen. 
    • Er is een groot aanbod van inburgeringscursussen. 
  3. (economie) het geheel aan beschikbare goederen en diensten op micro-economisch niveau
    • De wet van vraag en aanbod. 
  4. het aangebodene
    • Het aanbod is een levenslang abonnement. 
  5. voorstel, poging tot compromis
    • De examinator deed het aanbod om in plaats van een hertentamen te maken een paper te schrijven over de verplichte literatuur. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Een vrijblijvend aanbod.

  • Een aanbod dat de persoon die het aanbod accepteert tot niets verplicht.
Opmerkingen
  • "aanbod" heeft geen meervouds- en verkleinvormen, in plaats daarvan worden de vormen van "aanbieding" gebezigd.
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbod -

Zelfstandig naamwoord

aanbod

  1. (economie) aanbod