zwijgende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwij·gen·de
Bijvoeglijk naamwoord
zwijgende
- verbogen vorm van de stellende trap van zwijgend
- De zwijgende man bleek wel degelijk een mening te hebben.
Werkwoord
vervoeging van: | zwijgen |
zwijgende
- verbogen vorm van zwijgend, het onvoltooid deelwoord van zwijgen
- Na de ruzie vervolgden zij, nors zwijgende hun reis.