zwervend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  zwervend    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈzʋɛrvənt/

Woordafbreking

• zwer·vend

Werkwoord

vervoeging van:	zwerven
verbogen vorm:	zwervende

zwervend

1. onvoltooid deelwoord van zwerven

	stellend
onverbogen	zwervend
verbogen	zwervende
partitief	zwervends

Bijvoeglijk naamwoord

zwervend

1. zonder duidelijk doel reizend

   • Het Utrechtse TivoliVredenburg wordt die week omgetoverd tot het Serious Request-hoofdkwartier. Ook vanuit die plek, met een radiostudio, krijgen de zwervende en onderweg radio makende presentatoren opdrachten ingefluisterd.  

2. zonder vaste woon- of verblijfplaats rondtrekkend

   • Eerder kwam ook boerenorganisatie LTO met kritiek op het conceptplan van de provincies. De LTO vindt dat er te weinig is geregeld voor schade door zwervende wolven. Een zwervende wolf is volgens de LTO onvoorspelbaarder en kan tot veel schade leiden.  

Synoniemen

• [1] banjerend, dolend, dwalend, trekkend, rondtrekkend
• [2] nomadisch

Antoniemen

• honkvast

Vertalingen

    1. zonder duidelijk doel reizend   

Engels: migrating (en), nomadic (en), roaming (en), wandering (en),

Gangbaarheid

• Het woord zwervend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.