zwenghout
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zweng·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwenghout | zwenghouten |
verkleinwoord | zwenghoutje | zwenghoutjes |
Zelfstandig naamwoord
het zwenghout o
- dwarshout aan de voorzijde van een kar waaraan de paarden vastgemaakt worden
- Dat zwenghout moet vervangen worden.
Gangbaarheid
- Het woord 'zwenghout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwenghout" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be