zwemtesten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·tes·ten
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de zwemtestenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwemtest
    • Of toen hij om zeven uur 's morgens van een fuif kwam en bijna de bus naar het zwembad had gemist waar hij de zwemtesten in licht beschonken toestand aflegde, terwijl hij geacht werd om bloednuchter en strak in het pak klaar te staan? [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen