zwemkrab

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zwemkrab
Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·krab
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemkrab zwemkrabben
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zwemkrab v/m [1]

  1. (kreeftachtigen) Liocarcinus holsatus op Wikispecies een van de meest algemene krabben van de Belgisch-Nederlandse kustgebied
     Amerikaanse zwaardschedes, nonnetjes, witte dunschalen, fluwelen zeemuizen, zaagjes, muiltjes, slangsterren, zwemkrabben en platvissen. Mensen die graag het strand afschuimen op zoek naar iets bijzonders, konden na de zomerstorm van eind juli hun hart ophalen: vele duizenden, mogelijk miljoenen zeedieren spoelden aan op de Nederlandse stranden. Een „rijkgevulde schatkamer”, meldt Natuurbericht.nl zondag.[2]
     Andere diersoorten houden juist van warmer water en nemen dus in aantal toe. Zo komen de zeetong, de strandkrab en de zwemkrab tegenwoordig vaker voor.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Storm zorgt voor 'schatkamer' op strand” (16 aug. 2015), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron “Schol en kabeljauw verlaten warme Waddenzee” (05 dec. 2016), De Telegraaf