zwemen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwe·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘enige gelijkenis hebben’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1615 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwemen
zweemde
gezweemd
zwak -d volledig

Werkwoord

zwemen

  1. ~ naar: min of meer lijken op

Zelfstandig naamwoord

de zwemenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zweem

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen