zweetparel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zweetparels op het voorhoofd
Uitspraak
Woordafbreking
  • zweet·pa·rel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zweetparel zweetparels
verkleinwoord zweetpareltje zweetpareltjes

Zelfstandig naamwoord

de zweetparelv / m

  1. druppel zweet
     Stoer gedrag met flitsende openingszinnen (‘als ik voor jou kook, ben jij dan mijn toetje’) zijn de grootste afknappers. Meisjes worden eerder geraakt door verlegenheid en een jongen die stamelend toch een poging waagt (‘ehh...hmm…ja…kan ik je een kopje koffie aanbieden’). Een paar zweetpareltjes op het voorhoofd kan geen kwaad en onderstreept de verlegenheid.[2]
     Slalommend om haar voorgangers, in een tempo of ze even, gauwgauw voor de bakker sluit, een brood gaat halen, snelt Denise Bros uit Brielle voorbij. Kleine zweetpareltjes rond haar neus.[3]
     De zweetpareltjes die daarbij en masse op het eten neerdalen, mogen geen naam hebben en slechts een keer of vier, vijf verbrand ik mijn vingers, maar dan doet de ijsblokjesemmer op de bar wonderen. Niet te lang, want de volgende bladen staan al in de wachtkamer en de bedrijfsleiders dirigeren met vastberaden hand.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Een meisje versieren” (25 nov. 2013), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron
    MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL
    “Hitte tijdens Vierdaagse Nijmegen” (19 jul. 2017), De Telegraaf
  4. Bronlink Weblink bron “Undercover bij Van der Valk” (11/11/2009), HP de Tijd