zweeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zweeg

Werkwoord

vervoeging van
zwijgen

zweeg

  1. enkelvoud verleden tijd van zwijgen
    • Ik zweeg. 
    • Jij zweeg. 
    • Hij, zij, het zweeg. 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be