zwartrijder
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwartrijder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zwart·rij·der
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zwartrijden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwartrijder | zwartrijders |
verkleinwoord | zwartrijdertje | zwartrijdertjes |
Zelfstandig naamwoord
zwartrijder m
- iemand die zwartrijd, iemand die van het openbaar vervoer gebruikmaakt zonder te betalen
- Hij is een gewiekste zwartrijder.
- iemand die nalaat wegenbelasting te betalen
- Bij een grootscheepse controle werd de zwartrijder aangehouden.
Vertalingen
1. iemand die van het openbaar vervoer gebruikmaakt zonder te betalen
2. iemand die nalaat wegenbelasting te betalen
Gangbaarheid
- Het woord zwartrijder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwartrijder' herkend door
99 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |