zwalker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwal·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zwalken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwalker | zwalkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zwalker m
- iemand zonder vaste woon of verblijfplaats
- iemand met een steeds wisselende mening
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zwalker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwalker" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be