zwalkend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwal·kend
Werkwoord
vervoeging van: | zwalken |
verbogen vorm: | zwalkende |
zwalkend
- onvoltooid deelwoord van zwalken
- (scheepvaart) ronddolend, zich doelloos op zee voortbewegend, ronddobberend (op een schip)
- ▸ Zwalkend op de groene baren,
Weten wy van zorg noch pijn:
En by bier en brandewijn
Tarten wy de zeegevaren.[1]
- ▸ Zwalkend op de groene baren,
- (figuurlijk) doelloos, zonder vooropgezet plan voortgaand, voortbewegend
- ▸ Een halve eeuw zwalkend drugsbeleid in Nederland gaf ruimte aan een nieuwe generatie cocaïnebaronnen. Hoe kon Taghi zó groot worden?[2]
- ▸ Bij het Jesse-bashen, noteert Ton den Boom in zijn taalrubriek in Trouw, vielen nogal wat woorden uit het zelfde woordveld: 'gedraai', 'zwalkend optreden', 'onverwachte wending', 'draai', 'gezwabber'. Klaver werd, kortom, wispelturig gevonden. En: 'Wie wispelturig heet te zijn, is niet geschikt als bedrijfspoedel van Rutte.'[3]
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Avondstond aan boord. in: Jacob van LennepZeemansliedtjens (1852), Gebroeders Kraay, Amsterdam, p. 28 op dbnl.org
- ↑ Weblink bron Jan Meeus“Hoe 50 jaar war on drugs de generatie-Taghi voortbracht” (19 maart 2021), NRC
- ↑ Weblink bron Marjolijn de Cocq“Zit de Jessias straks met zijn lekkere kontje in de Kamer” (16 juni 2017), Het Parool