zwaaide uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwaai·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitzwaaien

zwaaide uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitzwaaien
    • Ik zwaaide uit. 
    • Jij zwaaide uit. 
    • Hij, zij, het zwaaide uit. 


Gangbaarheid