zuurbal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zuur·bal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zuur zn en bal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuurbal | zuurballen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- geel gekleurd, zuursmakend, bolvormig snoepje waarop men kan zuigen
- Ik heb vast van die verloren zuurbal gedroomd vannacht en daarbij hard nee geschud, daarom zat mijn haar natuurlijk zo gek. Want het zat wel erg gek, Dé vroeg vanochtend meteen of ik mislukte krulspelden had gezet. [2]
- En die heerlijke kramen op de vismarkt. Die geuren. Paling. Zuurstokken. Oliebollen. Het water loopt me in de mond als ik er aan denk. Ik had een tante die in een kraam stond waar ze samen met haar man levensgrote slagroomsoezen verkocht. Als haar man even niet keek stopte ze je er gauw een paar toe, terwijl die man, die gierigaard, er om de haverklap zelf een in zijn mond stak. Een dikke zuurbal, waarvan je verhemelte helemaal ruw werd van het zuinige gezuig. Of als je geluk had, dus geld, een zuurstok, waarvan ik nu nog steeds niet weet of ik die rose nu lekkerder vond dan die bruine met kaneel. [3]
Gangbaarheid
- Het woord zuurbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuurbal" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 6 augustus 1993 De Blije Terugkeer van het Meisjesboek
- ↑ NRC Jean-Paul Franssens 6 december 1993 Ze zijn gewaarschuwd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be