zusterlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

drie vrouwen zusterlijk naast elkaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • zus·ter·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zusterlijk zusterlijker zusterlijkst
verbogen zusterlijke zusterlijkere zusterlijkste
partitief zusterlijks zusterlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

zusterlijk

  1. zoals hoort bij zussen, gelijkwaardig en nauw verwant
    • Ook kreeg Samantha veel media-aandacht door haar voornemen een boek te schrijven waarin ze in de titel naar Meghan verwijst met Princess Pushy. Al met al niet echt brandstof voor het inblazen van nieuw leven van de zusterlijke relatie.[1] 
    • In het woonhuis van de Amsterdamse koopman Isaac Rooleeuw op de Nieuwendijk hingen ze eind zeventiende eeuw zusterlijk naast elkaar, De melkmeid en De dame met de weegschaal, beide geschilderd door Johannes Vermeer (1632-1675). Twee jonge meisjes, allebei getooid met een wit kapje, allebei geconcentreerd in de weer met hun dagelijkse bezigheden.[2] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. de Telegraaf 12 jan. 2018
  2. NRC Sandra Smallenburg 11 maart 2009
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be