zoutpilaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zout·pi·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoutpilaar zoutpilaren
verkleinwoord zoutpilaartje zoutpilaartjes

Zelfstandig naamwoord

de zoutpilaarm

  1. een zuil gemaakt van zout
    • Aartsvader Abraham trachtte God op andere gedachten te brengen en de steden te redden, maar hij kon enkel zijn neef Lot en diens gezin redden. God vroeg de familie van Lot te vertrekken en niet meer achterom te kijken. De vrouw van Lot kon echter de verleiding niet weerstaan en keek achterom. Hierdoor veranderde ze in een zoutpilaar. [3] 
    • Mono Lake is misschien wel een van de meest fotogenieke meren ter wereld. De grillige zoutpilaren in het water nemen prachtige vormen en kleuren aan bij zonsopgang en ondergang. Mono Lake is een zoutmeer in Californië, ten oosten van Yosemite National Park. [4] 
  2. (figuurlijk) iemand die verstijfd stilstaat
    • VROUW-columnist Patrick van Rhijn ging nietsvermoedend naar het strand van Kijkduin, voor de wind in zijn haar, het ruisen van de zee en de uitgestrekte stilte. Verbaasd keek hij dan ook op toen het op de boulevard stamp- en stampvol was. Waar normaal alleen hier en daar een grijsaard voorbij strompelt stonden nu duizenden mensen. En het rare was, ze stonden allemaal als een zoutpilaar op hun smartphone te staren. Het was het begin van een bizarre ervaring… [5] 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen