zottebollen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zot·te·bol·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zottebollen
zottebolde
gezottebold
zwak -d volledig

Werkwoord

zottebollen

  1. inergatief (spel) een spel spelen waarbij een bol over een vloer gespeeld wordt voorzien van kegels in een bepaalde volgorde [1]
    • In 1974 werd er in de Raadskelder onder het stadhuis van Kortrijk gezottebold. 
  2. inergatief dwaas doen, grappen maken
    • We zaten maar wat te zottebollen. 

Zelfstandig naamwoord

de zottebollenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zottebol

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. beeldbank Kortrijk
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be